De opwarming van de aarde ...
DE JONGSTE IBÓN: Chelau o Helado de Arrablo. Als gevolg van de opwarming van de aarde ziet men ook in de Pyreneeën het versneld afsmelten van bevroren sneeuw en gletsjers de laatste 30 jaar. Omwille van deze reden verscheen iets meer dan een decennium geleden een nieuwe ibón aan de voet van de Soum de Ramond. Op veel kaarten staat dit hooggebergtemeer helemaal (nog) niet getekend, aangezien het eerder niet bestond. De ibón ligt op 2987m hoogte, heeft een oppervlakte van 0,2 hectaren en is hiermee tevens de hoogst gelegen ibón van de ganse Pyreneeën. Door zijn hoogteligging blijft deze ibón een tiental maanden per jaar bevroren. Om zijn oevers te bereiken moet er 5 ½ uur gestapt worden vanuit de vallei van Ordesa.
De jongste ibón: Chelau de Arrablo, nabij de Monte Perdido.
Bruine kikker (Sp.: rana bermeja)
Ibón de Armeña met uitzicht op de Circo de Armeña en de Cotiella.
Initiatiewandeling naar de ibón van Armeña.
Op 30 km van de vakantiehuizen kan, mits een stevige initiatie wandeling van 1u30' heen (en wat sneller terug), kennis gemaakt worden met de 'Ibón de Armeña', aan de voet van de Cotiella. Men rijdt vanuit de vallei van de Esera met de auto naar Barbaruens. Barbaruens is een piepklein bergdorpje op een 8 km van van Seira (net over Campo). 150 m voor het binnenrijden van Barbaruens, neemt men links een aardeweg gedurende een 3-tal km tot aan een splitsing. We nemen de linkse zijweg waar we iets verder de auto kunnen parkeren. Vanaf hier vertrekt een tamelijk steil pad. We stijgen snel tot boven de 'salto de Gargalluso' en via een bosje komen we aan de 'Colladeta de Armeña' en het hoogtemeertje (ibon) van Armeña met uitzicht op de 'Circo de Armeña'.
Pyreneeënbeeksalamander (Sp.: tritón pirenaico)
Pyreneeënbeeksalamander (Sp. : tritón pirenaico ; Lat. : euproctus asper)
De Pyreneeënbeeksalamander is een endemische soort die enkel leeft in ibones of in de hoogste, koude bergrivieren van de Pyreneeën. Hij is relatief overvloedig aanwezig, alhoewel ze zeer gevoelig zijn voor veranderingen in de natuur, vooral voor vervuiling. Volgens schaapsherders, is hij bijna steeds te vinden in die beken of bronnen waar het water het helderst en zuiverst is en, als algemene regel, die drinkbaar zijn. De plaatselijke bewoners van Alto Aragón noemen hem ‘bronnenbewaker (Sp. : guardafuentes)’.
De kou maakt hem niets uit, meer zelfs, hij tolereert geen water met een temperatuur van boven de 17°C. Hij houdt een winterslaap, die afhankelijk van de hoogteligging tot 8 à 9 maanden kan duren. Hij wordt reeds actief bij de eerste dooi, als er nog ijsschotsen op de ibones drijven.
De salamander is tussen 10 en 16 cm lang en vertoont een grauwe grijsachtige tot zwarte rug. In de hoogste ibones vertoont hij soms een geelachtige onregelmatige lijn die doorloopt over de ganse rug. Vermoedelijk imiteert hij hiermee de salamander en valt minder rap ten prooi aan roofvogels. Tijdens de bronst heeft het mannetje een oranje/rode buik.
Op het land is hij een onhandige wandelaar, maar in het water een uitstekende zwemmer. Ze kunnen tot 20 jaar lang leven. Hij voedt zich met larven van steenvliegen, ééndagsvliegen, muggen … Hij is overwegend actief ‘s nachts en blijft overdag meestal inmobiel, waardoor hij relatief gemakkelijk te vangen is. Er wordt gezegd dat dit dier ademt door zijn ruwe met bobbels bedekte huid, daar hij zijn longen praktisch niet gebruikt. Maar de Pyreneeënbeeksalamander heeft een vijand : de beekforel (Sp.: trucha común). Waar deze vis woont verdwijnt de salamander omdat deze zalmachtige de larven en jonge exemplaren van deze amfibie rooft. |